1966 - 1974
Colorfield Paintings
Zeefdrukken
Silkscreen prints
Vlaggen voor nieuwe naties
In 1966 kreeg ik op voorspraak van Wessel Couzijn een beurs voor de Art Students’ League in NEW YORK in de klas van Larry Poons. In plaats van abstract expressionisme in pasteuze olieverf was daar sprake van Colour field painting in grote kleurvlakken met acrylverf op ongeprepareerd doek.
Fluweelzacht en transparant en vaak een verstilde sfeer. Voorbeelden waren Barnett Newman, Helen Frankenthaler, Frank Stella, Jules Olitsky, Kenneth Noland en Morris Louis. De wonderbaarlijke kleurcombinaties en de kennis van de wisselwerking van tinten hadden mijn medeleerlingen o.a. geleerd via Josef Albers (Bauhaus). De kleurbanen zou je ook vlaggen kunnen noemen, van nieuwe naties, zoals mijn golvende Sad Flag in donkerblauw en paars, en ook mijn bewegende gordijnen in zeefdruk, met indirecte verwijzing naar relatievormen of zomaar een waslijn.
Na Berkeley Californië (winter 1967), waar bij de kunststudenten een levendige Flower Power sfeer hing, ging ik terug naar Nederland. Daar hoorde ik ineens bij de avantgarde en werd in 1970 als één van de officiële Nederlandse inzendingen getoond op de 2e Biennale Internationale de l’estampe in Parijs en ‘Dutch Graphics’ in het Fogg Art Museum van Harvard universiteit in Cambridge US. De tentoonstelling was bedoeld om een beeld te geven van de eigentijdse Nederlandse grafiek. Naast acrylverf had ik mij het zeefdrukken aangeleerd omdat de egale vlakken van matte drukinkt en scherpe contouren zo goed pasten als alternatief voor de schilderijen.
Flags for new Nations
In 1966 I received a grant for the Art Students’ League in the class of Larry Poons in New York. Instead of abstract expressionism in impasto oil paint I came across Colour field painting in large areas of colour in acrylic paint on unprimed canvas.
The painting surface was velvet soft and transparent and often evoked a certain stillness (and spirituality). Great models were Barnett Newman, Helen Frankenthaler, Frank Stella, Kenneth Noland and Morris Louis. The incredible colour combinations and the knowledge of the interaction of tints and shades I saw in the work of my fellow students too apparently came from Josef Albers (Bauhaus). Their abstract colour bands became ‘flags of new nations’ in my interpretation, like my undulating Sad Flag in indigo blue and purple, and also my wavy curtains in silkscreen print referring to relationships (among people) or just a washing line were less abstract to me.
After New York I participated in a sculpture class at the campus of Berkeley (Cal.) winter ’67, in a lively flower power atmosphere and then I returned to Holland. Suddenly I belonged to the avant garde and my work was shown as one of the official exhibitors from Holland at the 2e Biennale Internationale de l’estampe in Paris (1970) and with ‘Dutch Graphics’ in the Fogg Art Museum of Harvard university, Cambridge(Mass) (1970). The exhibition was intended to give an impression of contemporary Dutch Graphics. In addition to acrylic painting I had taught myself silkscreen printing, because the even smooth surface of matte printing ink and the sharp contours fitted so well as an alternative for the colourfield paintings.